BRZO

Wat is een BRZO bedrijf?

BRZO staat voor Besluit risico’s zware ongevallen. De doelstelling is het voorkomen en beheersen van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het betreft de meest risicovolle bedrijven van Nederland. Namelijk, bedrijven waarin gevaarlijke stoffen aanwezig zijn boven een bepaalde drempelwaarde. Deze bedrijven vallen onder de werking van Besluit risico’s zware ongevallen 2015. In Nederland zijn er ongeveer 400 bedrijven die onder deze regelgeving vallen. Dit zijn bedrijven die werkzaam zijn in bijvoorbeeld de chemische industrie of gevaarlijke stoffen opslaan en vervoeren. Een bedrijf dat met gevaarlijke stoffen en mengels werkt of waar deze aanwezig (kunnen) zijn, doet er goed aan om te beoordelen of de BRZO van toepassing is. De drempelwaarden zijn hiervoor bepalend. Er zijn twee drempelinrichtingen. Namelijk, de lagedrempelinrichting en de hogedrempelinrichting. Bedrijven die de hogedrempelinrichting overschrijden moeten aan meer eisen voldoen. Afhankelijk van de aard en hoeveelheid van de stoffen worden bedrijven ingedeeld.

BRZO-inspectie

Per regio stellen toezichthouders voor elk BRZO-bedrijf een inspectieprogramma op. Het programma bevat informatie over onder meer de regelmaat van inspecties en de inhoud van de inspecties. Gedurende de looptijd wordt dit programma indien nodig bijgewerkt. Met het toezichtmodel wordt de inspectielast bepaald. Dat gaat op basis van eigenschappen zoals de grootte, complexiteit en risico’s van het bedrijf. Ook het resultaat uit eerdere inspecties weegt mee. Hogedrempelbedrijven krijgen jaarlijks een inspectie. Voor lagedrempelbedrijven is dat tenminste één keer per drie jaar. Tijdens zo’n inspectie controleert het inspectieteam of een bedrijf zich houdt aan de regels van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015. Het team bestaat uit een aantal inspecteurs. Deze zijn afkomstig van bijvoorbeeld het Wabo bevoegd gezag, Inspectie SZW of de veiligheidsregio.

Het inspectieteam heeft als leidend kader bij de inspecties vijf hoofdvragen, namelijk:

  1. Zijn de juiste gevaren en de daaruit voortkomende risico’s onderkend?
  2. Zijn daarvoor de juiste maatregelen getroffen?
  3. Worden de maatregelen goed onderhouden?
  4. Is er een deugdelijk beheerssysteem waarmee het onderkennen van gevaren en risico’s, het treffen van de juiste maatregelen en het onderhouden van die maatregelen is geborgd?
  5. Voert het bedrijf, alles overziend, het juiste preventiebeleid?